Verschil tussen subject en object eenvoudig uitgelegd

instagram viewer

Heeft u te maken met de termen subject en object in de Duitse lessen en weet u niet precies wat het verschil is?

Wie bereikt wie?
Wie bereikt wie?

Het verschil tussen subject en object is relatief eenvoudig uit te leggen. Enkele voorbeeldzinnen zullen u helpen het principe te begrijpen.

Het verschil in eenvoudige, actieve zinnen

Er is zeker een onderwerp in een zeer eenvoudige, actieve Duitse zin. Je vindt het met de vraag: "Wie of wat doet iets?"

  1. Als je niet precies weet welk woord je moet gebruiken voor "maken", zoek dan naar het predikaat, d.w.z. het verbogen, centrale werkwoord of activiteitswoord in de zin. Het verschil tussen subject en object hangt af van het predikaat.
  2. In de voorbeeldzin: "De moeder schudt het kind de hand", is het antwoord op deze vraag: "De moeder". "De moeder" is dus het onderwerp van de zin.
  3. Het object is de persoon of het object met wie of met wie iets wordt gedaan. Er zijn twee verschillende soorten objecten in het Duits, die worden gedefinieerd met verschillende vragen in de zin.
  4. Grammaticadefinitie

    We kennen allemaal het zoete fenomeen van het leren van een vreemde taal: de grammaticale fouten. …

  5. Het accusatief object wordt beantwoord met de vraag "wie of wat?" gevonden. In de voorbeeldzin is de vraag "Wie of wat geeft de moeder het kind?" "De hand" is het accusatief object.
  6. U kunt om een ​​datief object vragen met "wie?" 'Aan wie biedt de moeder haar hand?' "Aan het kind" is dus een datief object.
  7. Je kunt zien dat zowel het onderwerp als het object elk uit meer dan één woord kunnen bestaan.
  8. Ze kunnen zowel uit een lidwoord als een zelfstandig naamwoord bestaan. Het lidwoord staat tenminste in de nominatief of in de accusatief of Datief, wat betekent "de moeder", "de hand" en "het kind".
  9. Voornaamwoorden kunnen ook zowel onderwerpen als objecten zijn. Als onderwerp staan ​​voornaamwoorden in de nominatief, dwz "ik, jij, hij, zij, es" enz., als object staan ​​ze ofwel in de accusatief, dwz "ik, jij, hem, zij" enz. of in de datief, dat wil zeggen "ik, jij, hem, haar" enz.
  10. Subject en object wisselen elkaar af in passieve clausules. Van de actieve zin: "De moeder wast het kind", waarin "de moeder" het onderwerp is, wordt in de passieve: "Het kind wordt gewassen door de moeder". In deze zin vraag je: "Wie of wat wordt er gewassen door de moeder?" Het antwoord is: "Het kind". Het is dus het onderwerp.

Hoe nuttig vind je dit artikel?

click fraud protection