VIDEO: Werkwoorden op de basisschool

instagram viewer

Werkwoorden zijn "doe-woorden"

  • Voor veel kinderen is de Duitse Grammatica obscuur. Termen als werkwoorden, doewoorden, werkwoorden, heden, perfect, verleden, perfect, Verleden verleden, voltooid verleden tijd, toekomst, toekomst en verleden tijd, onvolmaakte tijd kunnen de verklaringen zijn moeilijker maken.
  • Hoewel de Duitse grammatica zeer functioneel en systematisch is, moeten kinderen dit systeem eerst leren kennen, begrijpen en begrijpen. Hoe moet een kind begrijpen waarom werkwoorden "werkwoorden" of "doe-woorden" worden genoemd?
  • In de grote klassen kunnen leerkrachten op school vaak alleen rekening houden met het gemiddelde kennisniveau van alle kinderen om de leerstof in de vereiste mate over te brengen. Kinderen die het gevoel hebben het niet bij te kunnen houden, wanhopen vaak en geven het innerlijk op.
  • Geen enkel kind wil falen op school. Als uw kind geen vraagtekens plaatst bij het onderwerp dat het niet begrijpt, kan dat komen door schaamte in plaats van desinteresse. Maak uzelf vertrouwd met het materiaal om uw kind te helpen begrijpen.

Hier leest u hoe u effectief met basisschoolkinderen kunt oefenen

Geef uw kind morele steun en ga ermee akkoord dat dit onderwerp moeilijk is en dat de vele verschillende woorden erg misleidend zijn. Stimuleer daarna direct dat jullie er samen in slagen om dit "woordenbos" binnen te dringen:

Illustratieve werkwoorden - Hoe basisschoolkinderen te helpen vervoegingen te leren

Kinderen op de basisschool kunnen moeite hebben met het leren van vervoegingen. Ze …

  • Maak jezelf eerst duidelijk dat werkwoord, vertaald uit het Latijn, "verbum temporale" betekent. Het woord "doe-woord" werd geïntroduceerd voor kinderen om hen te helpen het onderscheid te begrijpen tussen b.v. B. Faciliteer bijvoeglijke naamwoorden (bijvoeglijke naamwoorden) en bijwoorden (moederschapswoorden). Pas als je dit voor jezelf hebt verduidelijkt, leren jij en je kind vooral volgens de term "werkwoorden".
  • Maak werkbladen waarop duidelijk staat waar het over gaat. Helaas worden kinderen tijdens de uitleg verward door vele andere, incidentele woordnamen. Richt het kind daarom heel bewust op de werkwoorden door ze duidelijk samen uit te sluiten. Als voorbeeld: Leg uit dat een zin veel bouwstenen heeft, b.v. B. "Ik (voornaamwoord) bouw (werkwoord) een nieuw (bijvoeglijk naamwoord) huis (zelfstandig naamwoord) daarachter (bijwoord)", waar je je nu geen zorgen over zult maken, maar later.
  • Schrijf eronder de zin: "Ik bouw een huis" en vraag je kind wat de woorden zijn: voornaamwoord - werkwoord - zelfstandig naamwoord. Schrijf nu op: "Ik heb een huis gebouwd". Vraag wat uw kind opmerkt. Schrijf dan: "Ik zal een huis bouwen." Laat uw kind nadenken over wat het opmerkt. Zoek samen uit dat een werkwoord het heden, het verleden en de toekomst kan beschrijven. Uw kind kan hier veilig mee omgaan en heeft begrepen dat werkwoorden gebruikt kunnen worden om verschillende "tijden" uit te drukken. Daarom wordt een werkwoord "werkwoord" genoemd.
  • Versterk de concentratie op de werkwoorden (werkwoorden) door de zin te schrijven: "Ik (voornaamwoord) bouw (werkwoord) een huis (zelfstandig naamwoord)". Vraag uw kind hoe het zou zijn als het gewoon zou zeggen: "Ik (voornaamwoord) een huis (zelfstandig naamwoord)" of "Ik bouw (werkwoord) een huis (zelfstandig naamwoord)"? Richt de blik van het kind op het feit dat werkwoorden altijd worden geassocieerd met voornaamwoorden omdat ze uitleggen wat het voornaamwoord doet. Wijs uw kind erop dat dit de reden is waarom werkwoorden ook "doe-woorden" worden genoemd.
  • Oefen samen de werkwoorden (werkwoorden) die kunnen vertellen over gisteren, vandaag en morgen. Maak je kind ervan bewust dat een werkwoord altijd een aanvulling nodig heeft omdat het anders niets zegt: "Ik ben aan het bouwen". "Ik bouw". "Ik zal bouwen." Met dit formulier heb je de meest significante optelling, de nominatieve optelling legt uit, omdat in de nominatieve toevoeging altijd het onderwerp wordt genoemd dat samen met het werkwoord een eenheid is vormen.

Oefenbladen helpen je bij het leren

  • Maak werkbladen die uw kind kan gebruiken om werkwoorden (werkwoorden) te leren. Schrijf bijv. Bijvoorbeeld spelen - spelen. Vraag wat het verschil is tussen de twee woorden. Leg uit dat werkwoorden (werkwoorden) altijd in kleine letters worden geschreven en met een "to" - "to the"... een zelfstandig naamwoord (zelfstandig naamwoord) worden.
  • Maak een tabel met de kopjes: werkwoord, heden, verleden, toekomst. Voeg het verleden (verleden tijd) toe om te differentiëren. Oefen de basisvormen (spreken, spelen, dansen) van toen samen met veel werkbriefjes vergelijk: gespeeld (verleden tijd), gespeeld (verleden), spelen (heden), zal spelen (Toekomst).
  • De verleden tijd wordt alleen schriftelijk gebruikt, b.v. B: "Ik heb een huis gebouwd". Taalkundig zou je zeggen: "Ik heb een huis gebouwd." Voor het kind betekent dit de leerstap vervoeging.
  • Maak uw kind bewust van de toevoegingen in de verleden en toekomende tijd: hebben gespeeld - zullen spelen. Toevoegingen aan het verleden zijn de hulpwerkwoorden "haben" en "sein". De toekomende tijd heeft ook hulpwerkwoorden "zal", "zal" nodig. Maak uw kind bewust van de verleden tijd vervoeging (geacteerd).
click fraud protection